Mijn stérke voorkeur bij het lesgeven aan beginners is: “4-kaart hoog”. (de in mijn ogen meest logische aanpak). Het wordt steeds lastiger om dat consequent vol te houden omdat die beginners door allerlei bridgende bekenden worden aangespoord om toch voorál “5-kaart hoog” te leren. Vergelijk die “deskundigen” maar even met de spreekwoordelijke 17 miljoen bondscoaches voetbal die we in Nederland hebben.
Wat al die goedbedoelende adviseurs gemakshalve vergéten is dat een cursist na twee cursussen meestal nog niet echt “rijp” is voor een bridgeclub. (waar inderdaad overwegend “5-kaart hoog” wordt gespeeld). Bovendien stelt dat “5-kaart hoog” eigenlijk héél weinig voor als je een goede bridgecursus hebt gevolgd. Het is doodsimpel om de overgang te maken. Bridge is een kwestie van logica, dus als je het uitgangspunt bij het bieden een klein beetje verandert, dan kom je via de hopelijk(!) aangeleerde “bridge-logica” heel eenvoudig tot de juiste conclusies.
Na afloop van cursus 2 bespreek ik met mijn cursisten dus wat het verschil is tussen “4-kaart hoog” en “5-kaart-hoog”. Een beetje serieuze cursist snapt dat (na die 2 basiscursussen) in hooguit één les!
Een bridger die in competitie wil treden met andere bridgers moet sowieso ALTIJD flexibel zijn want die andere bridgers hanteren meestal “eigen” (soms ingewikkelde) biedsystemen die (vaak stérk) afwijken van wat jij als beginner in de basiscursus(sen) hebt geleerd. Ook in die situatie ben je weer het beste af met een goede básis (gebaseerd op logica).
Het argument van (te) veel bridgedocenten (“ik wil ze niet iets áánleren wat ik ze later moet áfleren (lees: 4-krt hoog)” ) deugt dus volstrekt niet. Die docenten kunnen hun cursisten beter een goede básis (-> bridgelógica) geven want daarmee gaan die cursisten zich onder álle omstandigheden redden.